Psalm 126

1.
As Sion thoes mag komm in vrea
lik oons dàt wal nen dreum te wean.
De HEARE maakt oons leawn wier niej,
maakt oons van kàtns en viejaann vriej.
Met disse woondern in gedachen
kuent viej neet aans as zingn en lachen.
Viej roopt et oet met hatt’ en moond;
de tonge juubelt: God is good!

2.
Joa ook de hàejn hebt t wal vestoan:
De HEARE hef wat groots edoan!
Joa, groote dinge he-w ezeen;
Hee deer oons nieje bliejskop veenn.
O HEARE, keer de dood toch umme
en breng tot oons et leawn wierumme
as strueme dee in t weuste laand
wier vleujn goat oawer t druege zaand.

3.
Wee oonder troann et zoad mut zeejn –
huer um voort zingn as hee mag meejn!
Wee met niej zoad biej n akker steet,
mut gùln as hee met zeejn begeent.
Hee wochet alle daage stille
en mag tamee met vùlle wille,
noa tied van zunne en van reang,
de volle goarven met zik dreangn!

Luisterversie

Volgt nog

Toelichting

In deze psalm wisselen de lach en de traan elkaar af. Het gaat van jubel naar klacht, om weer uit te komen bij de jubel. Geloof is een levend geloof en geen systeem. Bovenstaande psalm laat zich steeds weer opnieuw zingen en in het leven van de gelovige misschien ook wel van achter naar voren en ook dan gaat het via jubel naar klacht om weer uit te komen bij de jubel. De psalm heeft iets van tijdloosheid in zich en dat heeft te maken met de (Hebreeuwse) werkwoorden die zowel de richting kunnen opgaan van de verleden tijd, maar ook tegenwoordig bedoeld kunnen zijn of verwijzen naar de toekomst, naar wat nog komen gaat… Dit blijkt al uit de keuze van diverse vertalingen:

Statenvertaling: “Als de HEERE de gevangenen Sions wederbracht…”

Herziene Statenvertaling: Toen de HEERE de gevangen van Sion terug deed keren…

King James: “When the Lord turned again the captivity of Zion…”

Naardense Bijbel: “Als de ENE (HEERE) een keer brengt in de kerkering van Sion…”

Gerhardt en Van der Zeyde: “Als de Heer doet keren de ballingen Sions…”

Biebel in de Twentse Sproake: “Too HEE ’t volk dat oet ballingschop wierkwam noar hoes hen haalden…”

Ook in mijn berijming wisselen de tijden elkaar af: Couplet 1 is vooral gericht op de toekomst. Couplet 2a verplaatst ons naar het verleden; couplet 2b verwoordt het verlangen naar een toekomstige situatie, terwijl het derde couplet een opeenvolging laat zien van verleden, heden en toekomst. Het verleden is niet voorbij; het actualiseert zich steeds weer en opent een perspectief naar de toekomst. Ik denk aan de tekst: “Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid…(Hebr. 13:8 HSV).

Kort nadat ik bovenstaande genoteerd had las ik in het blad “Christenen voor Israël” een interview met Gilad Nezer, een Joods musicus en chazan (voorzanger in de synagoge). Hem werd gevraagd: Welke psalm spreekt u het meest aan? Hij antwoordde: “Psalm 126. Het gaat over nood en pijn, maar ook over vreugde en verlossing. Het is een lach en een traan. Het is in een vorm geschreven waarin niet duidelijk is of de verlossing en de wederopbouw al hebben plaatsgevonden, of nog staan te gebeuren. Herinnering en verwachting, zou je kunnen zeggen.”(tot zover Gilad Nezer)

Er is geen Rijssens woord voor jubelen. Of het moet zijn: “Hoeraa roopm” (hoera roepen) zoals het woordenboek als mogelijkheid geeft, maar dat vind ik geen passende psalmentaal. Ik koos daarom voor de vertwentsing “juubelt” en beschouw dat maar als een vrolijke inconsequentie.