Psalm 129

1.
Zee maakn t miej slim benùwd van keends of an.
Loat Israél dàt zegn; huer dan dit woonder:
van keends of an zoo slim benùwd, vedan,
mer toch gung ik an t kwoade neet ten oonder.
2.
Ne plooge hef minn rugge lùs etrùkn,
de ploogers maakn de voorn lange en vùlle.
Mer God dut rech, hee hef de tùwwe ‘brùkn,
al t goddeloos geràj hùw Hee an bùlle.
3.
De viejaann skaamt zik, zee munn achteroet.
De leu dee Sion haat wort tot ùer skaande
as grùs op t dak dàt rap vegeet tot roet,
nen meejer lùt et valln oet zinne haane.
4.
Ginn goarve kù-j doarvan nog met oe dreangn.
En a-j doar langs loopt: geewt ze toch ginn eare
en zeg toch neet: de HEARE zal oe zeangn,
viej zeangt oe in de Naam van oonzen HEARE.

Luisterversie

Volgt nog

Toelichting

Psalm 129 is een pelgrimslied. Ik las van een predikant die deze psalm niet liet zingen vanwege de onbekende en moeilijke wijs. Dat is bijzonder jammer. Vroeger werd een kerkdienst wel een godsdienstoefening genoemd. Aangezien het zingen van psalmen een wezenlijk onderdeel vormt van de eredienst kan het geen kwaad om tijdens de dienst onbekende psalmen te “oefenen”. Het vraagt enige creativiteit van een kerkenraad. Laten we ons realiseren dat een zingende gemeente een evangeliserende gemeente is. We zouden van zingen een gewetenszaak moeten maken, ook met het oog op (onkerkelijke) voorbijgangers die ons horen zingen en verrast blijven stilstaan…

“An bùlle” klinkt misschien wat “plat”, maar het betekent gewoon: helemaal kapot, aan stukken. Als kind leerde ik dat, als iets helemaal stuk was, het dan “kàts an bùlle” was. Ik gebruik dit hele normale Rijssense woord wel vaker in de psalmen, maar begrijp dat er soms sprake kan zijn van wat men ervaart als ongemakkelijke klankassociaties waardoor mensen, ten onrechte, menen dat het zingen van psalmen in het Rijssens dialect oneerbiedig is…

Het gaat in deze psalm eerst en vooral over Israël. Welk Israël? Ik denk dat we terughoudend moeten zijn in het duiden. Een theoloog omschreef dit Israël als de gemeente van de synagoge. Mij spreekt dit wel aan. De vraag is wel of het volk van de synagoge een totaal ander Israël is dan het huidige volk Israël als natie. Ze zijn, denk ik, met elkaar verweven. “De gemeente Gods” schrijft de Statenvertaling boven deze psalm. “Vervolgd, maar gespaard” zeg de HSV. De psalm spreekt duidelijk van Israël! De tekst: “Ploegers hebben mijn rug geploegd…” wordt wel betrokken op de geseling van Jezus onder Pontius Pilatus.

Het gras verdort, zo lezen we in diverse vertalingen. Ik heb het wat vrijer weergegeven: …als gras op het dak dat snel vergaat tot onkruid… De essentie blijft hetzelfde: nutteloos. Een maaier laat het uit handen vallen, er is geen garf (of schoof) van te maken om in je armen mee te dragen… Bovendien vind ik de regel “…as grùs op t dak dàt rap vegeet tot roet…” te mooi om weg te laten…