Psalm 130

1.
De deepte maakt miej bange,
o HEARE, huer minn skreewn.
De nach doert al zoo lange,
woer zir Iej toch ebleewn?
As Iej minn zuenden anzeet
kan k neet vuur Oe bestoan.
Mer t kwoad dàt in de weg steet
heb Iej vear vot edoan.

2.
Ik woche op de HEARE
en hoppe op Zin woord.
Ik zuek Um Den neet vear is;
de nieje dag kuemp voort.
De HEARE zal neet rùssen,
mer zal biej t eerste lech
heel Israël velùssen.
Hee maakt et kromme rech.

Luisterversie

Volgt nog

Toelichting

Deze psalm is berijmd in mijn beginperiode, toen ik nog wat compacter berijmde dan nu. Ik heb lang gewacht met het plaatsen van de psalm; heb heel wat varianten genoteerd en tenslotte toch gekozen voor één van mijn eerste “probeersels”. Herkenbaar als psalm 130, dat wel, maar toch wat meer gebaseerd op eigen verwoording en wat minder direct vanuit de tekst.

Deze psalm was de psalm van mijn vader. Bovenaan de rouwkaart stond alleen de aanduiding: “Psalm 130”. Mijn vader zei: “Loat de leu t mer leazen; alns steet dr in!”. 

Compactheid was hem eigen, hij gebruikte niet meer woorden dan nodig was.