Psalm 146

1.
Hallelujah! Priest de HEARE,
priest Um, zeele, ieder bod!
Priest Um, geewt Um alle eare,
Hee is HEARE en minn God.
Heel min leawn, met psalm en zaank,
breng ik Um de lof en daank.

2.
Iej kuent bàtter niks vewochen
van de hooge hearn an t hof.
Wat zee dachen, wat zee zochen
geet vuurbiej, vegeet tot stof.
Nee, et meanske skùt tekort;
loat oe helpn duur Jakobs God!

3.
Hee, de HEARE, n Allerhuegsen,
hef oons lech en leawn egeewn,
heemel, weald, de zee en t druege.
Aajt is Hee oons trouw ebleewn.
Rechteloozen kuemp Hee voort
tegemeute in de nood.

4.
Hee gef stoete an de oarmen,
weet van honger en van dùs.
Hee huert ook et bange koarmen;
kàtns en iezers maakt Hee lùs.
An de bleenn gef Hee et lech,
wat zik krommt maakt Hee wier rech.

5.
Leu dee rech doot zal Hee priezen.
Zwoarvers, weezen, werrevrouwn,
zal Hee lieke weage wiezen;
viejaann zal Hee daale houwn.
Goddeloozen dee zik stoot
an Gods weage, loopt zik dood.

6.
Hallelujah! Priest de HEARE,
eeweg is Hee oonzen God.
Sion, brengt oewn God de eare,
priest Um non en ieder bod.
Weet toch dàt van keend tot keend
dissen Koonek met oons geet!

Luisterversie

Volgt nog

Toelichting

De vreemdeling wordt in andere vertalingen ook wel zwerver genoemd. Je moet hierbij denken aan een ontheemd iemand, niet thuis in het land waar hij verkeert en daarom rechten en bescherming ontbeert. Onwillekeurig dringt het beeld van de asielzoeker/vluchteling zich aan ons op.

Stoete of brood…
“Stoete” is het brood van de rijken. “Brood” staat voor roggebrood, het brood van de armen. Ik ga hier niet altijd even strikt mee om en gebruik, als het rijm, ritme of de regellengte erom vragen, gerust het woord “brood” als eigenlijk “stoete” bedoeld wordt.
Het onderscheid tussen “stoete” en “brood” is niet typisch Rijssens; ook elders in Twente kom je beide benamingen tegen (en ook in de Biebel in de Twentse Sproake kom je zowel “brood” als “stoete” tegen).

Het was ook nu weer een hele opgave om zo compact mogelijk te berijmen zonder de gegeven volgorde in de onberijmde psalm geweld aan te doen (achtereenvolgens: onderdrukten; hongerigen; gevangenen; blinden; gebogenen; oprechten; zwervers (vreemdelingen); wezen en weduwen). Misschien loop je hier ook tegen het gegeven aan dat het Rijssens geen schrijftaal is en je niet kunt putten uit een rijke (literaire) database, zowel letterlijk als lijfelijk. Met dat laatste bedoel ik dat ons geheugen niet is verrijkt met een uitgebreide schriftelijke traditie wat het Rijssens aangaat. En al helemaal niet op het gebied van Bijbel- en geloofstaal. Het moet zich gaandeweg gaan vormen, grotendeels nog uitgevonden worden. Er zijn verhalen bekend van ouderlingen die in het Rijssens baden tijdens een zondagse leesdienst of het huisbezoek, omdat ze het Nederlands niet beheersten. Mijn moeder heeft dat als jonge vrouw meegemaakt. We hebben het dan met name over de periode vóor of omtrent de tweede wereldoorlog. Deze “Rijssense” gebeden zijn – voor zover mij bekend – niet op schrift gesteld.