Luisterversie
Volgt nog
Toelichting
In deze psalm gaat het om eerlijkheid en oprechtheid. Een belangrijk thema dat je ook veel terug vindt bij de profeten. Het gaat niet over diegenen die “oprecht en rein van zeden, het pad der deugd betreden”(de brave-Hendriken-mentaliteit), maar om “het leven vanuit de vreze des HEEREN” (om het maar eens oer-gereformeerd te zeggen…).
Te gast zijn, wonen, verblijven, toeven. Verschillende vertalingen geven met even verschillende woorden weer wat het betekent om te “zijn” in Gods tent (tabernakel, tempel, gemeente). Ik koos voor “wean” (zijn), eigenlijk om de pragmatische reden dat dit het best past in het rijmschema, maar feitelijk ook omdat het een samenvatting is van, en een extra toevoeging aan, de hierboven genoemde werkwoorden. Verderop gebruik ik dan wel weer wonn (wonen).
In couplet 3 (regel 3, 4 en 5) is de chronologie verwisseld (een oplettende lezer zal het opgemerkt hebben). Ook hier weer puur om rijm-technische redenen. Ik sta het mezelf soms toe zolang de essentie van de psalm maar niet in het geding is.
Wat betref de vrijheid van berijmen zijn er net zoveel meningen als dat er berijmers zijn. Het varieert van het strak volgen van de psalmen, zo letterlijk mogelijk, tot een uiterst vrij gebruik van wat de psalm aanlevert, met dichterlijke uitbreidingen, bevindelijke toepassingen, gebruik van Bijbelse noties die toegevoegd worden etc. Luther, bijvoorbeeld, berijmde psalmen op een vrije manier. Daar danken we het bekende lied “Een vaste Burcht is onze God” aan, een vertolking van psalm 46. Een palm krijgt dan meer het karakter van een gezang.
Stùedeg = gestaag (stadig).