Luisterversie
Volgt nog
Toelichting
Ondanks de “strenge” regels die ik mijzelf opleg glippen er soms toch als vanzelf “inconsequenties” de berijming binnen die ik graag laat staan. In dit geval de regel “doar komt viej Thoes, doar zeent viej vaejleg” in couplet 2. Misschien doe ik dat omdat ik ergens las dat je als berijmer soms spontaan ook een beetje mededichter wordt. Met als gevolg dat je mee resoneert op de inhoud van de psalm en er zomaar woorden opkomen die goed passen in de melodie en tekst, mee figureren in de geest van de psalm.
“De bàkskes stroomt hier vriej en stille…” Wat is dialect toch mooi. “Beekjes” klinkt al lieflijk, maar “bàkskes” spant de kroon!
Hoe vertaal je strijdwagens? De HSV heeft het trouwens over “wagens”. De Twentse Biebel spreekt van “striedwagens”. In beide woordenboeken van Schönfeld-Wichers kom ik het woord “stried” (strijd) tegen, hoewel het mij wat hard in de oren klinkt, een vertwentsing misschien? Maar oorlog is hard en uiteindelijk zal van al deze strijdwagens geen spaan heel blijven, ze zullen tot as vergaan, “met vuer an estùkn”. Bij navraag bleek mij overigens dat “stried” een acceptabel Rijssens woord is. Dit voorbeeld laat zien dat gevoel niet altijd leidinggevend is.
“Boagel” (vers 4) is een oud Rijssens woord voor (strijd)boog (“skeetboagel”). Een boogschutter daarentegen is een “boogskutter”. Een regenboog is een “reangboang” of “reangboagel”; de verschillende woordenboeken zijn daarin niet eenduidig en dat laat al zien dat ook een man als Schönfeldt-Wichers worstelde met de verscheidenheid binnen het Rijssens dialect. Ikzelf herinner me dat we vroeger spraken over “nen reangboang”.