Luisterversie
Toelichting
“Doe mij recht, HEERE, want ik ben rechtvaardig en oprechtheid is bij mij”.
Weer zo’n opvallende tekst uit de psalmen. Wij, correcte calvinisten, sputteren al gauw tegen. Dit kun je toch niet zomaar zeggen, want: we zijn toch allemaal zondaren! En er is toch niemand die goed doet?
Ik lees in een verklaring dat het hier niet gaat om persoonlijke zonden, maar om wat je wordt aangedaan door anderen; vijanden, goddelozen, noem het maar op. En dan mag je zeggen: ik ben onschuldig aan wat men mij verwijt, wat mij overkomt door anderen aangedaan. Ik ben oprecht! Op dit punt mogen wij als christenen onze schouders rechten, zoals ook Job deed t.a.v. zijn drie “vrienden”. Er zijn situaties waarin we rechtop mogen blijven staan en mogen zeggen: ik ben onschuldig, ik ben oprecht! Hier gaat het dus om een gezonde, Bijbelse zelfbewustheid.
Ook in deze psalm heb ik geprobeerd echt Riessense termen te gebruiken. Bijvoorbeeld:
hee kuemp met t kwoad dàt hee lùt wassen,
met wat hee oetkroamt, slim te passe (couplet 6).
Dit laat zich ongeveer als volgt vertalen: Hij komt met het kwaad dat hij laat groeien (wassen), met wat hij uitkraamt, helemaal verkeerd uit…
Let ook op het onderscheid tussen wassen en wasken:
Wassen = groeien
Wasken = wassen (met zeep…)
Een ander voorbeeld van Rijssense terminologie:
Met kwoad doon is hee rap en vlugge,
mer krig t wal met nen klap terugge.
Al t goddeloos en gruetse spràkn
zal um de kop en hassens bràkn. (couplet 7)
(Met kwaad doen is hij rap en vlug,
maar krijgt het wel met een klap terug.
Al het goddeloos en trotse spreken
zal hem het hoofd en hersens breken).
Vers 15 van de onberijmde psalm – dat handelt over weeën van onrecht, zwanger zijn van kwaad en leugens baren – heb ik enigszins vrij bewerkt: “met t kwoad dàt hee lùt wassen, met wat hee oetkroamt” (“met het kwaad dat hij laat groeien, met wat hij uitkraamt…”). De termen “weeën, zwanger en baren” laten zich wat lastig vangen in het Rijssens (Twents). Vaak kom je allerlei omschrijvingen tegen, een soort van verhullend spreken.
Hee kuemp slim te passe = hij komt lelijk te pas (lelijk terecht).
De leu dee miej ,zoo vaals, zoo nuereg / monn saantern… De mensen die mij, zo vals, zo nodig moesten treiteren…