Luisterversie
Volgt nog
Toelichting
ââŠheel min binnste steet in braandâŠâ
Een bekende regel uit deze psalm is âk Ben, door Uwe wet te schenden, krom van lendenâŠâ (berijming 1773). Het woordenboek leert me dat de lendenen het gebied is van de onderbuik, de onderrug, de heupen. Datheen berijmt: â⊠mijn ledenâŠâ Revius: ââŠmijne ingewandenâŠâ De berijming van 1967 (Liedboek): eveneens âingewandenâ. Zowel Meeuse als de NPB gaan daarin mee. Dit is opvallend, aangezien meerdere Bijbelvertalingen wĂ©l vertalen met âlendenenâ. Zo ook de Zuid-Afrikaanse berijming: âIn mijn lende is ontstekingâŠâDe Biebel in de Twentse sproake zegt het nog weer anders: âDe höppe stoat miej steurig in ân braandâŠâ(de heupen staan mij gestadig/gedurig in de brand). ââŠheel min binnsteâŠâ (geheel mijn binnenste) lijkt mij een acceptabele variant. Volgens sommige uitleggers betreft het een ziekte waar David aan leed als gevolg van de zonde met Bathseba en de moord op Uria.
Hoed en lief
Met âde hoedâ (de huid) kan in het Rijssens ook het hele lichaam bedoeld zijn. De huid als buitenkant van het lichaam wordt ook wel ât velâ genoemd.
Met ât liefâ wordt vooral het onderlichaam (buikstreek) bedoeld, hoewel in de praktijk dit ruim geĂŻnterpreteerd wordt (ât heele lief dut miej zear⊠; heel mijn lijf/lichaam doet pijn).
âJoa ook veult min lief zoo vaake as ne braake; k zinn ebrĂčkn⊠â(ja, ook voelt mijn lichaam als een bouwval; ik ben gebrokenâŠ). In de Willibrord vertaling lees ik: ââŠniets is er meer gaaf aan mijn lichaam; verlamd ben ik, stukgebrokenâŠâ Andere vertalingen gebruiken dergelijke bewoordingen.
ât Hatte bosket in de hoedâŠâ; het hart bonst/slaat in mijn lichaam. âBoskenâ is een mooi (oud) Rijssen woord voor bonzen.
Snistern is (toe)sissen.
Het leed van de dichter wordt met krachtige, plastische beelden omschreven en dat maakt het berijmen âboeiendâ, ook wat gemakkelijker aangezien het Rijssens als spreektaal een concrete en praktische taal is.