Luisterversie
Toelichting
Uitleggers van deze psalm verwijzen nogal eens naar de ziekte van koning Hiskia (Jesaja 38) waar dezelfde “thematiek” speelt. Wat opvalt is de nadruk op het leven nu!
Je zou de vraag kunnen stellen in hoeverre in het OT het leven na de dood een rol speelde, hoe helder het beeld was dat men daarvan had. In het NT komt dit veel uitdrukkelijker aan de orde. Toch was er zeker een verwachting van het leven na de dood, zoals Jakob die uitsprak op zijn sterfbed: Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE. Duidelijk is dat in ons, mensen, een sterke drang aanwezig is om te leven en dat de dood als onnatuurlijk, een vijand, wordt ervaren. In de psalmen ontmoeten we geen volmaakte heiligen, maar mensen van vlees en bloed zoals wij, die sterk hangen aan het leven en dat uitspreken. Dat is de eerlijkheid van de psalmen, nl. dat ze (ook) zo menselijk zijn en dat onze angst en kwetsbaarheid uitgesproken mag worden voor het aangezicht van God(!) en dat we ook dan een genadig God ontmoeten…
Vers 6 van de onberijmde psalm is een bekende tekst geworden: “…een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid” (SV).
De NBV zegt het als volgt: “Zijn woede duurt een oogwenk, Zijn liefde een leven lang”.
Het verschil lijkt klein, maar feitelijk zegt de Statenvertaling dat er leven is in Zijn goedgunstigheid en dat reikt m.i. verder en dieper, dan dat Zijn liefde een leven lang is. Persoonlijk kies ik voor de optie van de Statenvertaling en probeer dat als volgt weer te geven in de psalmregel: “Zinn helleghaejd tràft oons wal eawn; mer in Zinn goodhaejd is et leawn”(Zijn toorn treft ons wel even, maar in Zijn goedheid is het leven).
Couplet 2: “…woarn Iej minn zeele vuur de dood…” betekent: behoede U mijn ziel voor de dood…
En let in couplet 3 op de woorden haejleghaejd en helleghaejd (heiligheid en toorn).